Poëzie | De wet

Nachtmerrie 


Ik ren. Mijn hartslag piekt. Ga ik dood?
Mijn blote voeten op de ijzige grond. De vorst trekt mijn benen in.
Ze verstijven.
Ik kan niet meer. 

De bloedhete zon lijkt mijn longen te verbranden.
Water. Ik moet water. Blussen.

Waar ben ik?

Achter mij geronk van legervoertuigen. Ik vlucht maar ze komen dichterbij. Ze schieten.
Waar kan ik heen?

Druk is een eufemisme. Het is overvol met mensen, smerige toiletten lopen over met viezigheid. Hutjemutje op elkaar. Wat gaat er gebeuren? Waar kan ik heen?

Met stijve benen en overbelaste longen moet ik.
Ik spring
Ik val
Verder, steeds verder

Diep onder mij de zee.
Mijn longen knijpen samen
Mijn benen gevoelloos

Ik val te hard.

De bonk.
De knal.
De dreun.

Ik hoor bellen en trommels.
Waar is het motorgeronk? Waar zijn al die mensen? Geroezemoes, blaasfluiten.
Ik open mijn ogen. Het is koud, het waait, de regen tikt op het tentdoek.

De muziek wordt harder. Gezang.
Ik stap van mijn veldbed. Verderop dansen mensen.

De wet, de spreidingswet. Hij is erdoor.

*

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.